verlaten, het decor van haar bestaan
het geroezemoes van passanten, hun
voetstappen, de geur van angstzweet
lossen op in de nachtelijk donkere stad
in de stille lege straat zindert nog haar
laatste adem, haar woorden zonder
samenhang, de doffe dreun, haar val
en die ene luide snik uit het publiek
als vergeten schijnwerper verlicht
de oude straatlantaarn haar voordeur
zoals altijd op een kier, ‘ze stond daar
vaak, alleen, keek wat om zich heen’
‘haar kennen? nee, dat niet’