we deelden brood, droge
wijn en gemijmer
soms bitter, soms zoet
over appels die vallen
ver weg van hun boom
over slingers ophangen voor
je eenzaamste feest
en de vraag wie van ons
ooit echt kind is geweest
over duivels en goden, keuzes
en strijd, vervreemden, verlaten
gaan zonder tijd
over wind in de zeilen
geen kompas, maar gevoel
en verbranden door dromen
te dicht bij de zon
over dood, over lijden
afscheid en spijt
over thuiskomen en blijven
waar ik mijn angst overwon
we dronken en deelden
de zin en de waan van janken
of lachen om dat gekke, dat vreemde
verschrikkelijk mooie
aardse bestaan